NARM-principes
NARM biedt een uitgebreid, lichaam-en-geest-georiënteerd klinisch model om te werken met mensen die last hebben gehad van hechtingsproblemen, problemen in relaties en trauma tijdens hun ontwikkeling.
Het NeuroAffective Relational Model (NARM) is een therapeutisch model dat zowel een “top-down” als “bottom-up” benadering integreert in de behandeling van complex trauma en hechtingsstoornissen. Het wordt gehanteerd middels een gesprek.
- Top-Down Benadering: In de “top-down” benadering richt NARM zich op cognitieve verwerking en bewustwording. Het helpt cliënten om trauma-gerelateerde gedachten, overtuigingen en patronen te begrijpen en te transformeren. Dit omvat het verkennen van hoe trauma invloed heeft op iemands gedachten, emoties en zelfbeeld.
- Bottom-Up Benadering: Tegelijkertijd integreert NARM ook een “bottom-up” benadering, gericht op het lichaam en het zenuwstelsel. Het erkent dat trauma niet alleen psychologische gevolgen heeft, maar ook diep in het lichaam en het zenuwstelsel kan worden vastgehouden. Het helpt cliënten om bewust te worden van fysieke sensaties en spanningen die verband houden met trauma en ondersteunt het herstel van het autonome zenuwstelsel, dat betrokken is bij de regulatie van stressreacties.
Door deze gecombineerde “top-down” en “bottom-up” benadering kunnen mensen die trauma hebben ervaren, zowel cognitief begrijpen als lichamelijk ervaren hoe het trauma hun leven heeft beïnvloed. Het helpt hen om te herstellen op meerdere niveaus – zowel op het gebied van denken en emoties als op het gebied van fysieke gezondheid en welzijn.
NARM gericht werken zit standaard in mijn behandeling. Wat kun je ervan merken? Ik maak veel gebruik van je eigen woorden en zinnen, ik probeer de 4 pillars te doorlopen. Het is minder doelgericht, meer procesgerichte therapie waarbij zowel top-down processen (praten en denken) als bottom-up processen aan bod komen. (voelen )
Trauma ontstaat als we de band met onszelf verliezen.
Het NARM gericht werken
De 4 pillaren
- Cliënt stelt intentie: Dit betekent dat de cliënt aangeeft wat hij of zij wil bereiken tijdens de therapie. Het hoeft niet per se iets heel realistisch te zijn. We maken een “therapeutische overeenkomst.” Hieruit blijkt dat we samen aan hetzelfde willen werken. Niet dat ik al 10 stappen vooruit ben bijvoorbeeld terwijl jij nog aan het nadenken bent of je het werk wel wilt. Ik vraag bijvoorbeeld : “Wat wil je uit deze sessie halen?” We concentreren ons niet alleen op het symptoom, maar proberen te begrijpen waar het symptoom vandaan komt. Bijvoorbeeld, als iemand zegt: “Ik wil stoppen met stotteren,” dan gaan we onderzoeken wat het moeilijk maakt om vloeiend te spreken.
- Verkennende vragen stellen: We proberen te achterhalen wat het kernprobleem is, maar we interpreteren niet. Als therapeut beschouwen we onszelf niet als experts van de binnenwereld van de cliënt. dat is de cliënt zelf!
- Eigen verantwoordelijkheid benadrukken: Een burn-out is een term, maar we willen begrijpen wat ervoor heeft gezorgd dat iemand opgebrand is. Een burn-out gebeurt niet zomaar. We proberen geen schuldgevoel op te wekken, maar juist de nadruk te leggen op het nemen van verantwoordelijkheid voor je eigen leven. Een vraag kan zijn: Hoe heb je jezelf zo op kunnen branden?
- Reflecteren op positieve veranderingen: Als we zien dat de cliënt meer begrip heeft, bewuster is, emotioneel meer verbonden is en zich meer ontspannen voelt in zijn lichaam, dan brengen we de cliënt in contact met het bewustzijn van deze positieve verandering. Deze reflectie ondersteunt het helingsproces. We analyseren wat heeft bijgedragen aan deze positieve staat. We merken ook op dat de cliënt zich steeds minder identificeert met oude overlevingsstrategieën. Dit kunnen we zien in het lichaam, zoals ontspannen schouders en regelmatiger ademhalen. Dit zorgt voor een vergrootlichaamsbewustzijn. Dit is wanneer de veranderingen doorzetten.